Tagarchief: weerstand

Lead – een belangrijk inspiratieboek van Karl Martin

 

Je moet er maar opkomen: een boek over leiderschap aan de hand van de laatste negen hoofdstukken van het evangelie naar Johannes.
Karl Martin heeft mij vorig jaar op de New Wine Zomerconferentie al prettig opgejaagd en uitgedaagd met zijn passie voor leiderschap (zie mijn Leiderschap in oogst-, maai- en slagveld). Nu wijdt hij een net uitgekomen boek aan Jezus’ model van leiderschap; zijn werken, woorden en wegen.
Ik wil er een impressionistische samenvatting van geven aan de hand van de titels, die hij aan Johannes 13 – 21geeft.

13 – Serve
Jezus maakt in zijn (laatste) lijdensweek zijn identiteit en autoriteit duidelijk door te dienen. “Serve starts with love, and love starts with loved.”
Vanuit die identiteit kun je leiden.
Als leider ben jij eerst zelf het project. En dan word je later het model en de volgelingen zijn het project geworden.
14 – Secure
Jezus stelt zijn discipelen gerust. Er zijn genoeg kamers in het huis, ook voor de twijfelende Thomas.
De vraag is: waar ontleen je je identiteit aan? Als je als Jezus leidt, vind je identiteit en zekerheid in de vader. En daar ontleen je moed aan om de dingen als Jezus te doen (14:12). Martin komt dan met een van zijn leiderschapswetten: gebrek aan verbeelding + risicomijding = leiderschapsinertie. Positief gezegd: moed moet.
15 – Source
Vaak hanteren we de volgende formule: inspanning en kwaliteit leiden tot succes.
Jezus vervangt die in de parabel van de wijnstok door: blijven + snoeien -> vrucht. Hij houdt zich bezig met ‘de vruchtbaarheid’ van zijn volgelingen. Dat gaat bij Hem via vermenigvuldiging.
Een leider kiest een aantal discipelen die weer anderen gaan leiden. Dat is de exponentiële snelweg van het Koninkrijk (zie 2 Timotheüs 2:2).
Belangrijkste voorwaarde: in mij blijven; ‘abide’. Jezus gebruikt dit woord negen keer in Johannes 15. Daar vinden we de hormoonbehandeling van de geestelijke vruchtbaarheid.
Aanbidding vloeit hieruit voort. Martin citeert een definitie van Eugene Peterson (schrijver van de prachtige Message-parafrase): ‘aanbidding is de onderbreking van onze preoccupatie met onszelf en gaan wonen in de aanwezigheid van God.’
16 – School
Martin benadrukt het belang van antifragiliteit (een begrip van Nassim Nicholas Taleb): sommige dingen worden sterker door chaos en of druk. Een leer- en leefregel voor christenen. Of zoals Martin een Indiase vriend citeert over de westerse kerk: “De afwezigheid van vervolging, dat is jullie probleem.” Jezus inspireert zijn discipelen ook te groeien in een vijandige omgeving: ‘jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in de wereld’ (vers 33). Groei tegen de verdrukking in. En gebruik daarbij de 1%-regel: er is altijd minstens 1% waarde in de kritiek, die je te verduren krijgt. Omarm die! Maak van elke situatie een leerkans en activeer daartoe feedback. Bedenk wel dat de Joden geen onderscheid kenden tussen leren in theorie en doen in praktijk. Voor hen – en voor ons – geldt: “If you don’t do, you obviously don’t know”.
In Johannes 14 leerden we al dat liefde tot gehoorzaamheid moet leiden; zo leidt kennis tot daden.
17 – Synchronise
De discipelen worden in ‘het Hogepriesterlijk Gebed’ opgeroepen om als eenheid te eren. Het glorieteam. Competitie en strijd zijn immers wezensvreemd aan het Koninkrijk.
Een praktische consequentie voor jou als leider: Kies een team van mensen, die zich onder gezag plaatsen voordat jij ze gezag geeft.
Martin selecteert mensen op basis van de volgende vijf C’s:
a. Character – Vertrouw je ze, ook als ze onder druk komen te staan?
b. Competence – Zijn ze in staat om het goed uit te voeren?
c. Chemistry – Kunnen we goed met elkaar overweg; ontstaat er goede energie samen?
d. Capacity – Wat kunnen ze aan?
e. Catalyzing – Wat voegen ze toe aan het bestaande team?
18  – Skirmish
Ben je klaar om te leiden temidden van verraad?
Leiden volgens Jezus is altijd licht brengen in het donker.
Zie de vijand onder ogen; ken de vieze feiten; herken de tegenkrachten in je eigen groep en ga vervolgens de strijd aan vanuit de overwinning. Op pagina 120 maakt Martin daarbij een belangrijk en herkenbaar onderscheid tussen Leaders, Leavers en Learners.
Leaders – Een klein deel van het team wil graag. De toekomstige leiders. Zij hebben ‘slechts’ training nodig.
Leavers – Zij zuigen je energie op met stribbelacties. En als je je niet aanpast dreigen zij weg te gaan.
Learners – de grote middengroep. Bereid om een goed voorbeeld en dito verhaal te volgen.
De grote valkuil: als je de energie steekt in de leavers (wat vaak gebeurt), heb je drie effecten:
1. De leaders worden niet uitgedaagd, noch getraing maar belemmerd. Ze gaan hun eigen weg
2. De learners wachten af. Ze zien nog geen goed verhaal noch voorbeeld
3. De leavers vertrekken toch wel.
Karl komt tot de volgende leiderschapsles: kies wie je wil leiden en accepteer de consequenties.
19 – Sacrifice
De beste levensweg is die via de dood. Dat is de weg van het kruis; het verhaal van de graankorrel.
Wat moet er dan dood? Je comfortzone; je vergelijking met anderen; je ambitie; je hang naar erkenning; je verlangen naar vernieuwing; je reputatie; je behoefte aan stabiliteit.
Leiden kan niet zonder opoffering!
20 – Succession
Goede leiders werken aan hun opvolging. Jezus geeft het voorbeeld: ‘as the Father has sent me, I am sending you’. Hij werkt door jou heen aan zijn toekomst.
Als leider zijn vier (gefaseerde) C’s bij successie belangrijk:
1. Catalyze – Welke veranderende kracht heeft God aan jou gegeven. Vindt die en leef ernaar.
2. Coach – ‘Show them your face and slow down your pace’. Laat jezelf zien aan anderen waarbij je aansluit bij hun tempo en behoeften.
3. Challenger – Jezus daagt zijn volgelingen uit, maar de uitdagende leider moet wel net als Jezus klaar staan met een overvloed aan genade.
4. Champion – Je neemt afstand en maakt ruimte vanuit vertrouwen.
21 – Shepherd
Petrus krijgt de zorg over de schapen, na alles wat hij gestomd heeft. Die zorgfunctie (sheperding) is volgens Martin aan ons allen gegeven. Het is immers een steeds terugkerend beeld in het geheel van de Schriften.

 

Al met al een prachtig boek over die laatste weken van Jezus met een dringend appèl om je leven te leiden, ook als je jezelf niet als leider ziet. Jezus ziet jou wel als discipel en dus als leider.

Veranderen volgens Kotter en Nehemia

Eerst een tweetal prikkelende citaten:
Tom Peters: ‘Is is easier to kill an organisation than it is to change it.”
Robert Coleman: “Jesus’ concern was not with programs to reach the multitudes, but with men whom the multitudes would follow.”

Beide citaten ontleen ik aan het prima boek “Designed to Lead” van Eric Geiger & Kevin Peck (LifeWay Research). 41lpsyntvrl-_sy344_bo1204203200_ZIj voeren een vurig pleidooi voor leiderschapsontwikkeling in ‘de kerk’.
En inderdaad, ik zie het bij studenten en bij mijzelf; ik word geïnspireerd door personen en ideeën en zelden door een plan of een programma. En laten we wel wezen: verandering en vernieuwing is op vrijwel alle fronten gewenst.

Zoals vaker gemeld, is Nehemia een van mijn grote inspiratoren. Daarom was is ook prettig verrast toen Geiger en Peck deze oerheld benutten in de verandermanagementbenadering van goeroe John Kotter met zijn boek Leading Change.
Geiger & Peck onderscheiden (pagina 135 – 139) met Kotter acht stappen in het leiden van vernieuwing. Ik zal ze kort benoemen en ook steeds aangeven hoe Nehemia daarin een voorbeeld is.

  • Urgentiebesef ontwikkelen (liever noem ik het ‘probleembenul’). Ontevredenheid met de bestaande situatie moet geactiveerd worden.
    • Wij zien dat Nehemia zich laat raken bij een rapportage uit het desolate Jeruzalem.
  •  Organiseren van trekkers en draagvlak.
    • Nehemia schakelt meteen de hulp van anderen (gezaghebbende personen) in.
  • Ontwikkel visie en strategie want dat trekt anderen aan en het inspireert tot actie.
    • Hij weet heel concreet te appelleren: “herbouw de muur en dan worden we niet meer bespot.”
  • Communiceer de visie keer op keer, want anders blijft het een droom.
    • Hij communiceert de visie naar de kleine kring en later naar de gehele stad. Hij doet dat niet alleen met woorden maar juist met voorbeeldgedrag.
  • Versterk anderen tot actie door ze te empoweren en ze op de juiste plek te zetten.
    • Hij laat ze ‘hun eigen stuk muur’ herbouwen. Oftewel, hij creëert eigenaarschap.
  • Zorg voor een aantal successen op korte termijn. Om William Bridges te citeren: “Snelle successen bevestigen the overtuigden, overtuigen de twijfelaars en zaaien twijfel onder de tegenstanders.”
    • HIj creëert korte termijn succes bij de muur en viert het als de muur half klaar is.
  • Leg de veranderingen vast en ontwikkel blijvende vernieuwing, want succes op het ene terrein creëert ruimte voor vernieuwing op andere gebieden.
    • De bouw van de muur gaf de mogelijkheid, de rust, om ook andere veranderingen (aanbidding, zuivering) door te voeren.
  • Ontwikkel nieuwe patronen in de cultuur.
    • Nehemia voert, samen met Ezra, nieuwe (grotendeels oude) patronen van aanbidding in.

Bij Nehemia zien we geen grote structuur of programma. We zien sterk leiderschap en de mensen volgen in de verandering.

Gebedsgenezing – een getuige van de richel

Ergens in 2005 hadden mijn fiets en een paaltje ruzie. Gevolg: een losse botsplinter in mijn rechterelleboog. Geen groot probleem. Soms zeurend en irritant maar nooit genoeg reden om de specialist ernaar te laten kijken. Ik wist dat het er was, want ik kon het voelen en het botje heen en weer schuiven.
Zes jaar later zat het weer vast. Tijdens een gebedsgenezingsdienst op een Vrij Zijn Weekend werd er voor gebeden en ik voelde het botje schuiven naar zijn oorspronkelijke plek. Het heeft nooit meer losgezeten en ik heb die avond op het podium verteld van Gods grootheid die ook blijkt in splinters.
Maar buiten die conferentie heb ik er weinig van gedeeld. Waarom niet?
Met die vraag zitten we midden in het voortgaande gesprek over de ins & outs van gebedsgenezing.
Ik hoop daar een botje aan bij te dragen.

Als grefo ben ik niet opgegroeid met bijzondere manifestaties van de Geest. Ze hebben mij wel altijd gefascineerd en sinds een jaar of 10 zoek ik bewust plekken op waar deze uitingen verwacht worden. Voor de goede orde, dat is geen geestelijk ramptoerisme maar verlangen om meer van God te mogen zien zodat mijn aanbidding verdiept en zijn naam verhoogd wordt. Zo heb ik gebedsgenezingen gezien en meegemaakt op de New Wine Zomerconferentie, de ‘Wonderlijke Zondagen’ in Veenendaal, de al genoemde Vrij Zijn Weekenden en begin september tijdens de grote There is More-conferentie in Ede.

Bij het schrijven van deze laatste zin merk ik opeens terughoudendheid. Sterker nog, ik ben inmiddels ruim een maand bezig dit blog te voltooien.
Wat is het?

  • Misschien een onkunde t.a.v. de belangrijke theologische, sociologische, psychologische en medische vragen rond dit thema?
    Dat zou kunnen. Ik zal mijzelf zeker geen expert noemen. En ja, ik zou het ook prachtig vinden als er eens een goed wetenschappelijk onderzoek tot overtuigende conclusies komt, maar ik verwacht dit niet. Daarover straks meer.
  • Misschien een drang tot zorgvuldigheid omdat zoveel mensen moeite hebben met en rond gebedsgenezing?
    Dat zou kunnen. Ik zie en hoor verdrietige mensen als ik toch iets vertel. En, een goede vriend van mij is toch echt, met reden vertrouwend op gebedsgenezing, aan kanker gestorven.
  • Misschien een angst voor reacties, die mijn geloofsproces niet serieus nemen?
    Dat zou heel goed kunnen. Meermalen ervaar ik zelf een soort pastorale moeite als ik voorzichtig iets deel van de geestelijke weg die Jezus met mij gaat. Zo’n openingszet leidt  vaak vooral tot stilzwijgen en fronsen en dus moeite bij mijzelf..
  • Misschien mijn moeite om iets uit te kunnen leggen buiten de gangbare manier van denken?
    Dat zou zeker kunnen. Ik weet dat het schier onmogelijk is om specialisten in reguliere geneeskunde en onderzoekende ‘biogeneeskundigen’ met elkaar in gesprek te krijgen. Ze denken binnen verschillende paradigma’s. Bij theologen zie ik iets vergelijkbaars. Het is vaak een heidens karwei om een theoloog tot een ‘paradogmashift’ te krijgen. Dus ga ik vaak het gesprek niet eens meer aan.
  • Misschien een restant aan twijfel bij mijzelf, terwijl ik na tien jaar aanwijzingen en bewijs toch echt denk dat ik de twijfel voorbij ben?
    Het zou mij verbazen. Ik heb teveel aanwijzingen gezien en het past 100% in het geloof dat de God van het Nieuwe Testament mij aanreikt.
  • Misschien een vorm van geestelijke strijd omdat de duivel heel goed weet dat wonderen het krachtigste getuigenis van Jezus’ overwinning vormen?
    Ik ga ervan uit dat hier een belangrijke reden te vinden is. Ook dit baseer ik op Bijbelse bronnen en getuigenissen van velen, waaronder ikzelf. Want jaarlijks ervaar ik tijdens de New Wine Zomerconferentie aanvallen van de satan op mijn zwakke punten. En ja, ik vermoed dat dit te maken heeft met mijn deelname in het gebedsteam. In die rol heb ik meermalen voor genezing gebeden. Soms heb ik ook het verlangde resultaat mogen zien. En dan nog is er een stemmetje in mij, die mij verleidt om het te ontkennen.

En toch geloof ik niet dat dit de echte redenen zijn. Die zoek ik en vind ik in de Bijbel.
Daar vind ik een prachtige vorm van people management van onze God. Hij geeft ons ruimte en richting; duidelijkheid en mysterie; zekerheid en zoektocht; verantwoordelijkheid en verkiezing.

Tussen de beide polen van de paradoxen is er steeds de zekerheid van de richel. Absoluut een stevige basis. Maar aan beide zijden heb je gevaarlijke uitglijders. Zo kijk ik ook naar ons gevoelige thema. Ook daar zie ik zowel paradox als uitglijders.
Want, als er aan de ene kant altijd een genezing op gebed plaats zou vinden, zou het aantal problematische gevolgen groot zijn. Ik noem er drie:

  • God zou zijn mysterie kwijt zijn, want wij zouden het verschijnsel vatten en dat doodt het geloof;
  • wij zouden Hem gaan commanderen en
  • wij zouden geen raad weten met de dood.

En, als we gebedsgenezing – al dan niet cessationistisch – verbannen, zouden we ook in de problemen komen. Ik noem er weer drie:

  • wij zouden niet goed weten wat de gaven de Geest betekenen. Gebedsgenezing staat zelden op zichzelf. Vaak is er ook profetie, tongentaal; vallen en ander manifestaties als duidelijke blijken van de aanwezigheid van de Geest
  • wij komen in problemen met het onderscheiden van tijdgebonden en tijdonafhankelijke bijbelgegevens en
  • wij raken een zeer belangrijk missionair instrument kwijt.

Laten we vooral in balans blijven en niet bang zijn om over de richel te lopen.

SONY DSC

De priesterkerk

(een tweede blog over het zeldzaam inspirerende boek van Stefan Paas; ‘Vreemdelingen en Priesters’)
Het is nog niet zo eenvoudig om \ijn concept van de priesterkerk compact te omschrijven. Paas geeft (deels en passant) een reeks kenmerken, die de contouren van een kerk schetsen. En juist de term contouren suggereer iets wat het niet is. Het is in ieder geval geen geClipboard02bouw. Wat wel?
Ik zie de volgende elementen:

  1. Christenen moeten anno 2015 starten met de erkenning dat zij echt in de verstrooiing leven en dat zij ons dus zich moeten laten onderwijzen door de Joden in de ballingschap en de brieven van Petrus. De twee apostelepistels zijn immers aan christenen in de verstrooiing geschreven.
  2. In zo’n situatie zijn christenen vreemdelingen, die zich niet zozeer afkeren van de cultuur (negatief vreemdelingschap) maar vanuit een minderheidspositie proberen een zoutend zout te zijn. Paas maakt daarbij duidelijk dat de Bijbelse metaforen (bijv. zout en licht) juist tot hun bestemming komen in een seculiere context.
  3. Juist in die context wordt het priestermotief voor de kerk belangrijk. Hierbij nadrukt Paas de wederkerige vertegenwoordigingspositie van de kerk. Zij vertegenwoordigt de wereld bij God en vice versa. Misschien is dit wel de kerngedachte van het boek. En ik moet zeggen, de Bijbelse grondlijnen, motieven en teksten zijn overtuigend (p. 185 – 195).
  4. Het persoonlijke priestermotief is in feite een gezamenlijk priesterschapsmotief. Petrus benadrukt dat al. Wij leven in gemeenschap. Zo heeft God het gewild. Nee, nog sterker; Hij is er het voorbeeld van: “Vader, Zoon en Geest zijn verbonden door eeuwige liefde… zij bestaan en handelen in onderlinge afhankelijkheid.” (p. 209)
  5. Vanuit dit priesterschapsmotief benadrukt Paas dat de kerk zich meer met haar centrum (Jezus Christus) en minder met haar grenzen bezig kan houden. Als evangelisatie ogenschijnlijk geen succes lijkt te hebben, doet dat geen afbreuk aan de missie. De kerk vertegenwoordigt ook hen die niet bereikt lijken te zijn.
  6. De lofprijzing (doxologie) vormt daarbij een belangrijke rol. In de aanbidding vertegenwoordigt de kerk ook de wereld. De kerk is er om de grote daden van God te verkondigen (1 Petrus 2:9). Dat doet ze in haar priesterschap ook namens de wereld om haar heen.
  7. De viering is het brandpunt van de priesterkerk. In de ‘eucharistie’ of eredienst komt “Petrus‘ heilige koninkrijk van priesters als gemeenschap bij elkaar om God te verheerlijken en te danken… Biddend, verkondigend, luisterend en lofprijzend komt de gemeente – in het Nieuwe Testament beschreven als priesters, tempel en offergave – tot haar bestemming in God.” (p 211).
  8. Missie en evangelisatie blijven daarbij belangrijk, niet zozeer om het heil van de mensen die anders ‘verloren gaan’, maar om mensen te betrekken in dit proces van eucharistie en verheerlijking.
  9. Missie en evangelisatie moeten vorm en inhoud krijgen vanuit het besef dat verstrooiing en vreemdelingschap ons klein gemaakt heeft en klein maakt. Realisme is een steeds terugkerend begrijp bij Paas.

Deze summiere schets schiet ongetwijfeld tekort. Hopelijk prikkelt het voldoende om dit belangrijke boek te lezen en te bespreken. De inspirerende schoonheid van het concept komt bijvoorbeeld naar voren in het volgende citaat: ”het verheerlijken van God maakt de gemeente sterk bewust van haar omgeving. Immers, als priesters vertegenwoordigen zij God bij de mensen en de mensen bij God. Doxologie werkt dus twee kanten op. Vanuit de wereld strekt de gemeente zich uit om het hele leven voor God te brengen. En ‘vanuit God’ wordt haar verlangen gevoed dat de wereld een plaats zal zijn van lofprijzing: dat er overal gemeenschappen zullen zijn die hem verheerlijken met een veelheid van culturele stemmen en vormen.” (p. 240)

Zonder mij profetisch te willen profileren, schets ik drie reactiepatronen naast de priesterkerk, die ik in deze laatste weken voor Sinterklaas typeer als de triesterkerk, de skiesterkerk en de driesterkerk.

De triesterkerk
Ik vermoed dat een belangrijk deel van de christenen en hun kerken bij lezing van dit boek in de verdediging schiet, ondanks de voorzichtige en pastorale toonzetting van Paas. Maar ja, een aantal heilige huisjes blijkt opeens caravans te zijn, die mogelijk op stalling moeten. Ik noem er een paar:

  • Het confessionele idee van de tucht, waarbij duidelijke kerkgrenzen een grote rol spelen;
  • Het idee dat de gehele wereld met Gods Woord veroverd moet worden;
  • Het idee dat de eredienst een ontmoeting is van God met zijn gemeente. En niet zozeer een wederkerig proces waarbij ook ‘de wereld’ vertegenwoordigd wordt.

Natuurlijk, dit is gechargeerd. Maar het zijn waarschijnlijk wel belangrijke gespreksthema’s, waarbij weerstandpunten snel gescoord worden.
Ik hoop van harte dat deze trieste inschatting geen waarheid wordt. Ik hoop vooral dat de gezonde argumentatielijnen onder de Priesterkerk serieus gelezen worden en dat de pessimisten onder ons niet meteen schulp en schelp opzoeken.

De skiesterkerk
Nee, dit is geen vertoogje over het hellend vlak. Wel een schets van een groep christenen en kerken die met het concept van Paas in hun ontwikkeling kunnen versnellen.
Zij kunnen zich beter aanpassen aan de werkelijkheid waarin vreemdelingschap, verstrooiing en minderheidsposities gangbaar geworden zijn.
Zij krijgen ook een vorm van rust, doordat ze niet de zorg van de gehele ‘wereld’ op zich hoeven nemen. En en passant kunnen ze genieten van de schoonheid van de wereld.
Zij zijn ook klaar voor kerkvormen en liturgieën waarin inclusief denken een grote rol kan spelen.
Zij zullen zich herkennen in de realiteitszin van Paas en vanuit die benadering kleine stappen zetten.

De driesterkerk
Maar er zijn ook christenen voor wie het priesterkerkconcept een ongewenste pas op de plaats is. Een idealist als ik vraagt zich af waarom ik me neer zou moeten leggen bij de feitelijkheid van een seculiere cultuur. Ja, de ballingschap is een mooi voorbeeld, maar was dat niet de periode waarin mijn grote held Nehemia boven kwam drijven? Een strategische idealist pur sang.
Sterker nog, als de geloofshelden uit Hebreeën 11 zich zouden laten leiden door realiteitszin, was de huidige bezinning op kerk zijn volledig overbodig.
Ik zie in de Schriften allerlei opdrachten om wereld in te gaan; om daarbij lijden te verwachten; om leven op te offeren; om zoveel mogelijk op Jezus te lijken. Het lijkt er toch een beetje op dat deze radicale benadering wringt met de meer pragmatische principes van Paas.
Mag het ook een onsje driester…

De oudernevendienst

De kinderen van groep 4 tot en met 8 mochten zondagmorgen weer naar hun achterafzaaltje. Ze hadden er ongetwijfeld een gewijde tijd met toegewijde mensen en aangepaste werkvormen. De rest bleef achter en maakte een mooie dienst mee. Als ik dus nu even reflecteer op het fenomeen oudernevendienst bestaat er geen directe relatie met de dienst waarin ik vanmorgen God mocht ontmoeten.
Clipboard02

Even het opstapproces:

  1. Discipelschap is een gezamenlijk leerproces. Zie o.a. http://josdouma.wordpress.com/2014/06/25/dit-is-discipelschap/.
  2. Het is bedoeld als een gezamenlijk proces. Daartoe heeft Jezus de gemeente gesticht. De gemeente is oefenruimte en trainingsveld.
  3. Binnen de gemeente vervullen de kerkdiensten meerdere rollen, die in elkaar grijpen. Zo zijn viering, aanbidding en toerusting onlosmakelijk met elkaar verbonden.
  4. Veel diensten focussen zich sterk op verkondiging aan de verknochte leden. Daar zijn twee belangrijke kanttekeningen bij te maken: de training schiet er bij in en zowel gast als jongere worden amper bereikt.
  5. We mogen van erediensten vragen dat ze daadwerkelijke trainingen zijn in discipelschap. Die hebben we nodig om in de context van hun dagelijkse activiteiten en relaties in groeiende Christusgelijkvormigheid gehoorzaam te zijn aan Gods geboden en ook anderen uitnodigen om Jezus te volgen.” (uit hetzelfde blog van Jos Douma).
  6. Gemiddeld genomen houden oudere generaties veranderingen binnen vorm en inhoud van eredienst meer tegen dan jongere.
  7. Veel jongeren willen echt toegerust worden voor dienst in het Koninkrijk en vragen dat van hun gemeente maar missen de persoonsgerichte training in ‘het aanbod van de kerk’.

Tussenvraagje: ben je misschien afgehaakt? Check dan even waar dat gebeurde… Waar maak ik een (voor mij) evidente stap, die door jou niet herkend wordt of waarin ik onterecht logisch dacht te zijn?

Voor de doorzetters… waarom een oudernevendienst?
Eerst een korte begripsbepaling. Een oudernevendienst is een bijeenkomst (vaak een deel van een kerkdienst) waar leden van de gemeente bij elkaar komen om in een vertrouwde setting (vorm en inhoud) bediend worden.

Enige aandachtspunten (waarbij ik het perspectief van de gasten dit keer buiten beschouwing laat):

  • Veel senioren missen de vertrouwde patronen in inhoud en liturgie.
  • Ouderen in de gemeente hebben hun eigen levensvragen vanuit een eigen belevingswereld.
  • Vanuit visie op seniorenbeleid (zoals dat inmiddels in vrijwel elke organisatie verkend wordt) is het belangrijk ouderen toe te rusten in hun eigen kwaliteiten.
  • Ouderen hebben een specifieke toegevoegde waarde, bijv. op de terreinen van mentoring; Bijbelstudie; trouw; tijd. Maar deze kwaliteiten komen niet sterk aan bod in een reguliere kerkdienst; daar moeten we als gemeente andere vormen voor creëren en stimuleren
  • Veel ouderen maken de nieuwere ontwikkelingen, met accent op vorming in discipelschap, niet meer mee.
  • De Bijbel leert ons zeer duidelijk dat respect voor leeftijd een goede zaak is.
  • We zijn geroepen om overal discipelen te maken (#assimpleasthat). Dit is de missie van de kerk; er is geen andere. Het is een uitdagende opdracht, waarvoor vooral jongeren (15 – 40 jaar) zich in lijken te zetten.
  • In de leeftijdscategorie 25 – 40 jaar zie ik veel enthousiasme maar ook het bekende dertigers-dilemma: er komen teveel verantwoordelijkheden in relatie tot de beperkte capaciteit, m.n. tijd. Vernieuwing van de gemeente kan dan ook beter niet buiten de reguliere processen (lees: kerkdiensten) gebeuren.
  • Binnen de gemeente kan jong van oud leren maar het omgekeerde is zeker ook het geval. De laatste tien jaar waren mijn zonen ongetwijfeld de belangrijkste voorbeelden voor mij.
  • Discipelschap vraagt… training. Dat leidt tot een andere werk- & kerkvorm dan de meeste ouderen gewend zijn. De belangrijkste verschillen zitten in de antwoorden op de vragen: wat, wie en hoe.
    • Wat? Leren onderhouden al wat Hij geboden heeft. Oftewel: een sterk accent op de inhoud van het leven in het Koninkrijk. Wat betekent het om prins(es) te zijn in de eigen leef-, sport-, leer-, game- en werkomgeving?
    • Wie? Trainingen zijn vormen van maatwerk. Natuurlijk kan de inhoud vaak collectief verteld worden, maar de toepassing en toerusting zijn sterk persoonsgericht. Dergelijke processen hebben alleen zin als beide partijen in het leerproces ook echt willen groeien.
    • Hoe? Het accent zal liggen op het aanleren van vaardigheden; oefeningen in volgen en leiden; waarbij Jezus omgang met de discipelen een richtinggevend kader is. Daarbij is het belangrijke dat de ervaringen uit de praktijk teruggekoppeld worden in de gezamenlijke bijeenkomsten (je mag het getuigenissen noemen).
  • Eigenlijk is iedere onderwijskundige het er over eens dat leren ruwweg gebeurt via de 70:20:10-regel. Kennisoverdracht zorgt voor 10%; intensief afkijken van een goed voorbeeld telt voor 20% maar 70% van het leerrendement ontstaat door de mix van training, doen en reflectie.
  • Veranderprocessen hebben baat bij pioniers en early adopters, maar ook remmers hebben hun functie. Zij zien de risico’s en remmen af waar dat nodig is, maar dit is niet hetzelfde als tot stilstand brengen.

Oftewel… wordt het niet eens tijd dat we ouderen binnen de gemeente serieus gaan nemen in hun eigen wijsheid? Een oudernevendienst kan prima een win-win zijn. Het kan recht doen aan de legitieme wens van ouderen en de noodzaak om anderen, m.n. jongeren te trainen.
Natuurlijk vraagt het gerichte aandacht van het leiderschapsteam om de winst van jong en oud te verbinden.

Off Road – (Discipelschapsontwikkeling in kerken – Hoe dan wel? 5/5)

Na de B-weg, de A1 en de trein; nu een vierde model voor de relatie tussen kerken discipelschapsontwikkeling.
Toen ik een maand geleden de vierdeling maakte, stond ‘off road’ model voor elk initiatief dat buiten de gebaande wegen gaat. Categorie: niet sporen. Maar ik wil een tweede variant onderscheiden: rijden buiten de spoorvorming.
Gelukkig ontdekte ik juist deze maand dat er wel degelijk voorbeelden binnen de rijbaan maar buiten de uitgesleten sporen te vinden zijn. Categorie: ‘het betere ontsporen’.
Beide varianten wil ik in dit blog verkennen. Eerst een nadere typering.

  1. Off road – niet sporen. We hebben het over allerlei initiatieven / projecten die vrij-, moed- en/of moestwillig buiten de bestaande kaders van gemeenten plaatsvinden. leren-bodemverdichting-spoorvorming_block_50We zien een rijk gevulde fruitmand aan vruchten die één belangrijk kenmerk gemeen hebben: de kwaliteit gaat drastisch achteruit als ze knellend bewaard en/of gepresenteerd worden.
    De variatie in smaken lijkt eindeloos. Meestal worden de nieuwe vruchten niet gepruimd door meer gevestigde kerken die zich wel eens de hoeders van de ware wijnstok achten en weinig ruimte laten aan de rare druiven. Want, “die sporen echt niet…” Dat is maar de vraag; er gebeuren zeer boeiende zaken in veel nieuwe kerkvormen. Doelgroepenkerken (homo’s; junks; ouderen; zakenlieden); missional communities (aan tafel; voetballers; doven); woon- en werkgemeenschappen; projectkerken, etc.
  2. Off track – ontsporen. Ik zie op dit moment minstens drie bewegingen, die sterk aan willen sluiten bij de bestaande kerkvormen: de pioniersplekken binnen de PKN spoorvorming(http://bit.ly/1xxpyUR); de learning communities zoals die gefaciliteerd worden door Nederland Zoekt (http://nederlandzoekt.nl/leergemeenschap/) en New Wine, die vooral vernieuwing binnen bestaande kerken voorstelt door nieuwe sporen rond de vergeten thema’s van Geest en Koninkrijk op de voorgrond te plaatsen. Zij rijden enerzijds de beproefde rijbaan en anderzijds waken ze voor de uitgesleten sporen.

Omdat de verscheidenheid binnen de varianten extreem groot is, valt er weinig concreets te melden m.b.t. de tien ijkpinten. Ondersctaand schema is dan ook uiterst tentatief.

IJkpunten

Off road
Niet sporen

Off track
Ontsporen
De eer aan God staat centraal Lijkt me wel  Lijkt me wel
De gemeente is waardevol voor haar omgeving De meeste projecten hebben juist dit aspect als kernpunt. Incarnatie als vleesgeworden beleid. Daarbij wordt vaak bewust gekozen voor een specifieke doelgroep of wijk. De drie genoemde initiatieven willen ook de meer traditionele gemeenten weer waardevol laten zijn voor de omgeving. Een aantal PKN-projecten lijkt daar al goed in te slagen (bijv. ICF Veenendaal)
Inspiratie tot koninkrijksdienst Veelal zeer expliciet. Soms dermate missionair dat het daarop volgende discipelschap weinig aandacht krijgt. Sterk punt bij o.a. Nederland Zoekt en New Wine. Veel methodische aandacht voor Koninkrijksdienst.
De gemeente is Futureproof Veel projecten zijn niet opgezet om permenente structuur te creëren. Toekomstgerichtheid is juist gekoppeld aan beweging. Ondersteuning van gemeenten vraag veel aandacht. Vraag is of vernieuwingsgerichtheid van bestaande kerken voldoende is.
Zekerheid in verandering Veel projecten zijn dermate organisch / fluïde dat aanpssing aan veranderende contexten juist de kernkwaliteit is. Juist dit aanpassingsvermogen creëert enige zekerheid. Twijfelachtige situatie. Bijv. de door bijv. New Wine nagestreefde vernieuwing in de kerken komt weinig van de grond. Mogelijk is er toch te sterke binding aan verleden.
Urgentiebesef / probleembenul Zeker, de projecten ontstaan vrijwel altijd vanuit een diep gevoelde noodzaak tot een meer missionaire rol van de kerk. De PKN laat zmet haar prioniersplekken een vorm van urgentiebesef zien. Tegelijk lijkt het ook geparkeerd te worden buiten de rijbanen.
Leiderschap / voorbeeldgedrag De leiders van de projecten zijn vaak pioniers, waar soms met een mix van jaloezie en minachting naar gekeken wordt. Voor enkelingen is het voorbeeldgedrag. Door de koppeling naar de gevestigde kerken is er veel gelegenheid tot voorbeeldgedrag. Ik zie helaas weinig voorbeelden van gerichte gedragscommunicatie.
Doelgerichtheid / intentioneel Veel projecten zijn sterk intentioneel. Het doel is de aantrekkingskracht. Sommige projecten lijken een reactie op onvrede met de bestaande systemen te zijn. De pullprojecten zijn attractiever dan de push-variant. Vernieuwingsbewegingen binnen de kaders starten vaak als reactie. De mate van doelgerichtheid verschilt sterk. Mooi om te zien dat New Wine zichzelf vernieuwt omdat de doelen niet gehaald lijken te worden.
Draagvlak / Gavengerichtheid Veel pioniersprojecten vinden in de marge van de gevestigde structuren plaats. Ze worden soms ook gemarginaliseerd. Het draagvlak in de inner circle is groot maar bij de traditionele kerken worden ze soms als ‘niet sporend’ gezien De drie genoemde initiatieven hebben elk een lange adem. Kwestie van investeren en langzaamaan werken aan draagvlak binnen de gevestigde gemeenten. Via de leergemeenschappen van Nederland Zoekt zijn er nu gemeenten aan het veranderen.
Delen van best & worst practices Voor de gerichte zoeker is Facebook een goudmijn. Tientallen initiatieven hebben ene eigen pagina. Maar ik zie  weinig kennisuitwisseling. ICP (International Church Plants) mag niet onvermeld blijven als inspirerend en delend netwerk. Door de sterkere koppeling met bestaande gemeenten zijn de kansen voor kennisdeling groter. Toch gebeurt dit delen ook hier vaak buiten de normale processen (bijv. de Zomerconferentie van New Wine of de retraites van Nederland Zoekt)

Ok, we zijn een aantal schetsen verder… Is er nou een evaluatie mogelijk? Geenszins.
De diversiteit aan initiatieven en contexten is te groot. Sterker nog, bij nader inzien zou ik helemaal niet aan deze serie blogs begonnen zijn. Ze roepen mogelijk meer vragen op dan antwoorden. Laten het dan wel goede vragen zijn…

 

De trein – Meersporenbeleid – (Discipelschapsontwikkeling in kerken – Hoe dan wel? 4/5)

Hoezo openbaar vervoer? De trein is vooral bijzonder vervoer.
Als ik buitenlandse gasten ontvang staat de Nederlandse trein steevast op het programma. Uniek qua intensiteit, frequentie, dichtheid en vrij uniek qua stiptheid.
De laatste jaren zijn daarbij op belangrijke trajecten extra sporen aangelegd, waarbij ‘snel- en stoptreinen’ min of meer gescheiden van elkaar optrekken. En juist deze situatie kan als metafoor dienen voor discipelschapsontwikkeling in kerken. Na de B-weg (http://wp.me/p3cZio-bK) en de A1 (http://wp.me/p3cZio-bS) kijken we naar een derde model.

Ik heb daarbij de volgende situatie voor ogen: kerken die differentiëren tussen een patroon van rustig vooruitkomen met een aantal stops (waar helaas vaak meer mensen uit- dan instappen) en kerken, die snel TGV-achtige trekken hebben. Maar het beeld van de FYRA is misschien ook van toepassing: bedoeld om snel te gaan was de structuur daar toch niet op berekend.treinbotsing-westerpark
Een aantal jaren geleden spraken we over ‘het Europa van de twee snelheden’, misschien moeten we ook zo naar gemeenten kijken. Het kan misschien een aantal botsingen
beperken.

Een belangrijk tegenargument kan zijn: ‘dat is toch strijdig met de gedachte van sterken en zwakken, waar Paulus meermalen over schrijft?’ Anders gezegd: binnen de gemeente moeten we toch rekening houden met elkaars tempo en gevoeligheden? Dit argument achtervolgt mij al mij gehele leven, minus ruim 10 jaar. In 2003 kwamen Stefan Paas en René van Loon in hun sterke boek “Werkers van het laatste uur” met een deugdelijke exegese en analyse. Kern daarvan: de gevestigde gemeente (‘sterken’) doet er goed aan veel rekening te houden met gasten en toetreders (‘zwakken’).boek.13609.large Dat is toch echt fundamenteel anders dan de vaak gebezigde uitdrukking dat we rekening moeten houden met de behoefte aan traditie bij een deel van de gemeente.
Daarom heb ik ook geen moeite met een oudernevendienst of de strategie van het meer-sporen-beleid. Sterker nog, ik ben ervan overtuigd dat noodzakelijke veranderingen eerder tot stand komen als we remmende krachten serieus nemen door ze een eigen spoor te ‘gunnen’.

Hoe stel ik me dat voor?
Voor de ontwikkeling naar een discipelschapscultuur is bij de meeste gemeenten een cultuurverandering nodig. Opvallen vaak zie je bij deze veranderprocessen de Bell-curve van de normale verdeling. In een ruwe schets:bell_curve_graphic

  1. Pioniers (innovators) – 3%. In het APEST-model van Efeze 4:11 spreken we hier over de apostelen. De visionairs, die om de hoek kunnen kijken en zien wat er over een paar jaar echt nodig is.
  2. Snelle aanpassers – 13%. De groep kent vaak al een onrustig gevoel bij de bestaande situatie en als de pioniers dan een betere richting wijzen, gaan ze meteen mee.
  3. Welwillende meelopers – 34%. Deze groep is vaak tevreden met de bestaande situatie maar staat open voor argumenten en visie voor ontwikkeling, verbetering.
  4. Tegenstribbelaars – 34%. De grondhouding van deze groep is tevredenheid met het bestaande. Het gaat echt goed. Vanuit dat besef is er (sterke) terughoudendheid tot verandering.
  5. Achterblijvers – 16%. De grondhouding van deze groep wordt vaak bepaald door het verleden.  Toen was het goed; het heden is al minder en de toekomst ziet er steeds somberder uit.

Wat betekent dit voor het meersporenbeleid?
Dat groep 4 en 5 niet bepalend zijn voor tempo van 1, 2 en 3. Zij hebben hun eigen vorm van gemeente-zijn. Soms met prachtige vormen van gemeenschap en tradities, die (onbedoeld) sterk missionair kunnen werken. Maar laten ze alsjeblieft niet remmend werken op nieuwe processen waarin missional communities en discipelschap centraal staan.

Met deze profielschets gaan we tot slot wederom kijken naar de tien geformuleerde ijkpunten.

  1. De eer aan God staat centraal. Dat kan m.i. bij alle groepen de ruimte krijgen.
  2. De gemeente is waardevol voor haar omgeving. Dat kan heel goed doordat meerdere groepen zich met hun eigen stijl kunnen positioneren.
  3. De medewerkers (leden) worden geïnspireerd tot volwaardige dienst in het Koninkrijk. Bij het snelspoor is daar alle ruimte voor. Bij de stoptrein ook, maar ik zie weinig plaatsen waar in traditionele gemeenten ook gericht gewerkt wordt aan het Koninkrijk.
  4. De gemeente is Futureproof. Hier zit een belangrijk risico. De kans is groot dat binnen afzienbare tijd de onderscheiden gemeentedelen tot gescheiden kerken leiden. Op zich niet zo erg als het maar allemaal aantrekkelijke bruiden zijn en blijven. Dat vraagt excellente. communicatie en laat dit nou zelden een sterk punt van kerken zijn
  5. Zekerheid in verandering. Kansrijke situatie, doordat de veranderaars (pioniers en snelle aanpassers) ruimte hebben om echt de gemeente door te ontwikkelen.
  6. Urgentiebesef / probleembenul. Vaak zie ik bij pioniers & early adopters een behoorlijk probleembenul (maar dat kan projectie zijn). Ze zien de noodzaak van het wisselen naar snelspoor.
  7. Leiderschap / voorbeeldgedrag. Je krijgt meerdere modellen van leiderschap. Enerzijds de eer conserverende rol van de traditionele herder die vooral de kudde beschermt en anderzijds de apostel die nieuwe weiden zoekt. Dat vraagt geheel verschillend voorbeeldgedrag, voortvloeiend uit verschillende persoonlijkheden en competenties.
  8. Doelgerichtheid / intentioneel. Met de keuze voor een meersporenbeleid komen meerdere vormen van doelgerichtheid in beeld. Onderscheiden groepen kunnen intentioneel in verschillende richtingen kerkzaam zijn.
  9. Draagvlak / Gavengerichtheid. Binnen dit model is er ruimte om de brede diversiteit aan gaven te benutten. Het draagvlak zal in veel gevallen onder druk staan omdat het model indruist tegen een centrale waarde van gemeente-zijn: actief omgaan met de diversiteit die God aan broers en zussen in een gezin geeft.
  10. Delen van best & worst practices. Hier zie ik de grootste risico’s. Het uit elkaar groeien van groepen binnen een gemeente zal in veel gevallen leiden tot magere leerprocessen. Tegen is daarbij het sleutelwoord. Je komt elkaar minder tegen en door de toenemende verschillende krijg je ook al gauw een tegencultuur.

Is dit het gewenste model?
Misschien in sommige situaties. Als de noodzaak van verandering botst op te grote conservatieve krachten. Kritische succesfactoren zijn dan in ieder geval:

  • heldere positionering naar buiten
  • ontmoetingen waarbij verschillende groepen van elkaar leren
  • voldoende samenbindende doelen die de centrifugale krachten van dit model neutraliseren.

De A1 – (Discipelschapsontwikkeling in kerken – Hoe dan wel? 3/5)

Dwars door Nederland loopt de A1. Niet de eerste de beste snelweg, maar wel eentje die verschillende subculturen met elkaar verbindt. Van West naar Oost: de A’damego’s, de Gooiemo’s, de Eemgrefo’s, de Barnerefo’s tot aan de Tukkertechno’s. Op de een of andere manier vind ik het een mooie weg met wisselende omgevingen en veel verkeersreguleringen (wisselstrook; eenzijdige spitsstrook). Een duidelijke weg met een scala aan richtingaanwijzers. Maar ook een route waar het vaak stil staat.A1 Onder de A1-kerken versta ik dan ook de gemeenten die een duidelijke richting hebben en daarbij de route ondersteunen met allerlei signaleringssystemen. En als het echt mis gaat – tucht noem(d)en we dat -heb je het vangrailsysteem. In principe kunnen de reisgenoten snel op hun bestemming komen maar vaak staan ze vast, vooral daar waar er afslagen zijn. Juist vanuit de VS zijn de afgelopen decennia voorbeelden van behoorlijk planmatig opgezette church plants; church growth movements en discipleship routes, geïmporteerd. Zeer ongebruikelijk binnen de Nederlandse context. Het leidt o.a. tot een zeer boeiende analyse in een boek als Centrum Kerk waarbij de benadering van Tim Keller in Manhattan kritisch gevolgd wordt op de mogelijkheden voor Nederland. Terug naar de A1. Nadat we de kerken van de B-weg verkend hebben (http://bit.ly/1hLz0QO) gaan we nu kijken in hoeverre de A1-kerken voorgesorteerd staan voor de doorontwikkeling richting (meer) discipelschap. Over welke gemeenten hebben we het dan? Nou ja, zij die richting hebben, snel vooruit willen komen en dat op een geëffende baan waarbij ze er veel aan doen de rijders op de juiste baan en snelheid te houden.
Vul maar in…
We kijken weer naar de tien ijkpunten (zie:  http://wp.me/p3cZio-bF)

  1. De eer aan God staat centraal. Dat kan heel goed. Tegelijk zien we bij sommige grotere kerken met een helder beleid dat het eigen plan boven Gods plan lijkt te gaan. De valkuil van de maakbaarheid ligt bij de A1-kerken op de loer.
  2. De gemeente is waardevol voor haar omgeving. Daar zie ik mooie voorbeelden van, m.n. in de grotere steden. Het urgentiebesef is daar zo groot dat het voor steeds meer christenen een levensstijl wordt om ‘Hersteller’ (Gabe Lyons) in de omgeving te zijn.
  3. De medewerkers (leden) worden geïnspireerd tot volwaardige dienst in het Koninkrijk. Hier zie ik mooie voorbeelden, maar ook kwetsbaarheid. Als de snelheid vrij hoog is, blijkt het moeilijk om in te voegen. Ook lijkt het er op dat er soms meer in het resultaat dan in de ontwikkeling geïnvesteerd wordt. Voorbeeld: het plan kan zijn om een church plant te realiseren. Prachtig. Maar is er ook echt aandacht voor de benodigde discipelschapsontwikkeling die het fundament van de church plant moet worden?
  4. De gemeente is Futureproof. Door de duidelijke richting en het verlangen vooruit te komen, is er een sterke toekomstgerichtheid. Een risico vormt de maakbaarheidsgedachte. Als de route na een lang proces uitgestippeld en in beleidsplannen gestold is, kan het lastig zijn om een andere weg te vinden als de situatie (ongeluk, file, schade, etc.) daar om vraagt.
  5. Zekerheid in verandering. De betreffende gemeenten willen vooruit. Daarbij kiezen ze vaak voor een mix van verandering en zekerheid. De verandering wordt begeleid via plannen, begrenzers, informatiesystemen, etc. Ontwikkeling volgens het blauwdrukdenken-model (http://bit.ly/SBLm1S). Dat leidt tot een mooie mix van verantwoordelijkheid en veiligheid.
  6. Urgentiebesef / probleembenul. De meeste gemeenten hebben een sterk besef dat ze het niet bij het oude kunnen laten; dat ze geroepen zijn tot voortgang. Vraag is wel wat hoe ze hun probleembenul formuleren. Hoe zien zij groei?
  7. Leiderschap / voorbeeldgedrag. Ooit hebben leiders de weg ontworpen en nu zijn het de bestuurders die het geëffende traject gaan. Soms wordt er gepoold, maar vaak is het aantal bijrijders zeer beperkt. Zitten er naast de Eemgrefo’s en de Barnerefo’s ook A’damego’s, Gooiemo’s en Tukkertechno’s in de auto? Oftewel, wie worden in het voorbeeldgedrag meegenomen?
  8. Doelgerichtheid / intentioneel. Op dit punt scoren de betreffende gemeenten zeer hoog. Ze gaan voor een doel en dat willen ze echt bereiken.
  9. Draagvlak / Gavengerichtheid. Weinig aspecten zijn zo samenbindend als een gemeenschappelijk doel en een gemeenschappelijke vijand. Over de vijand kan ik niet veel zeggen. Nou ja, het valt me wel op dat ik de laatste jaren weinig gehoord, gelezen en gezien heb over onze vijand terwijl ik hem wel degelijk in mijn leven geproefd heb. M.i. is er veel ontwikkelinsgkracht te genereren als me ons meer bewust zijn van de geestelijke machten waar we tegen te strijden hebben. Maar de betreffende gemeenten hebben in ieder geval een samenbindend doel. Of ze daarbij ook de verstrekte gaven als uitgangspunt nemen, dat kan ik niet overzien.
  10. Delen van best & worst practices. Het valt me op dat het laatste jaar Facebook steeds meer gebruik gaat worden als deelplaats van best & worst practices rond discipelschap en gemeentevorming. Uiterst inspirerend. Juist de planmatig benadering maakt het goed mogelijk om te spreken van best & worst practices. Tegelijk zie ik nog weinig systematisch onderzoek naar succesvolle / zegenrijke gemeenten / disicpelschapstrajecten.

Een evaluatie. Er zijn prachtige voorbeelden van gemeenten waarbij een duidelijk doel leidt tot de noodzaak van discipelschapsontwikkeling. Er zijn ook gemeenten waarbij disicpelschapsontwikkeling het doel is en waarbij de effecten letterlijk voor lief genomen worden. De keuze van een duidelijk doel is altijd goed (want samenbindend, stimulerend en richtinggevend). Een paar risico’s zijn: vertrouwen in eigen kunnen; gebrek aan flexibiliteit tijdens de route (te straks geplaatste vangrails); gebruik van slechts één ontwikkelstijl en moeite om gaandeweg mensen in te passen). Een volgende keer gaan we naar het tweesporenbeleid van de trein kijken…

GKV – de rouw in het ambt – 3

Even een blogje tussendoor, omdat de actualiteit daar om vraagt.

Ik citeer uit een mooie reflectie van Gerard ter Horst uit het Nederlands Dagblad van zaterdag 7 juni: Na driekwart jaar van rumoer in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt over de vraag of vrouwelijke predikanten, ouderlingen en diakenen Bijbels en gereformeerd mogen heten, heeft de synode de discussie deze week beslecht. Langs drie lijnen wordt gewerkt aan een verdere bezinning: op de drie kerkelijke ambten, op het grondvlak, en met als expliciet uitgangspunt dat de Bijbel een verschil in verantwoordelijkheid leert tussen man en vrouw.”

Over het onderhavige en soms onderdanige thema heb ik al twee keer eerder geschreven (http://wp.me/p3cZio-5r en http://wp.me/p3cZio-6F). Nu een paar reflecties op de drie ter synode geschetste lijnen.

1. Bezinning op de drie kerkelijke ambten. Toch APEST?
Velen hebben (o.a. tijdens de betreffende synodevergadering) betoogd dat de drie kerkelijke ambten vooral Calvinistisch en niet eenduidig uit de Bijbel af te leiden zijn. Het lijkt er op dat de GKv nu serieus na gaat denken over de ambtsleer.
Laat ik eens positief blijven… Prachtig. Eindelijk ruimte om Efeze 4:11-16 als uitgangspunt en doel van de ambten uit te werken: “En Hij is het die Apostelen heeft aangesteld, en Profeten, Evangelieverkondigers, Herders en Leraren, om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd, totdat wij allen samen door ons geloof en door onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen, de eenheid van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus…. Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toe groeien naar hem die het hoofd is: Christus. Vanuit dat hoofd krijgt het lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.”
Eerder (http://wp.me/p3cZio-4u) heb ik al kort betoogd (in navolging van o.a. Alan Hirsch) dat het een groot gemis is voor de ontwikkeling van discipelschap als de apostelen, profeten en evangelisten uit de kerkelijke functieomschrijvingen verdwenen zijn. Heel, heel misschien komen ze nu in beeld. Het zou een prachtige kans zijn om daadwerkelijk kerk in het midden van de samenleving te zijn.
En, maken vers 12-16 niet duidelijk hoe wezenlijk de inzet van deze ‘ambten’ voor de opbouw van de gemeente zijn? Echt, ik snap noch begrijp niet waarom we nog steeds spreken van twee of drie kerkelijke ambten.

2. Het grondvlak
De term grondvlak komt uit het ND-artikel. Bij mijn weten speelde het begrip geen grote rol bij het synodegesprek. Grondvlak suggereert namelijk een mate van hiërarchisch denken en dat is de GKv toch vanaf de oprichting vreemd?
Goed, al met al lijkt het me wijs besluit om geen verstrekkende keuzes te maken als het proces vooraf tot spanningen leidde.
Maar ik vraag me wel af… wat is nu het grondvlak voor een volgende synode? Is dat weer de achterban van weerstandgevoelige leden of is er misschien ook een draagvlak buiten het ledenbestand? Het was toch zo dat de kerk de enige organisatie is die niet voor haar leden bestaat?
Zou het een idee zijn om een aantal niet-christelijke (het blijft een behelpbegrip) geïnteresseerden tot “Deputaten M/V en ambten” te verheffen? Voor de goede orde (na Paulus een belangrijk begrip): ik meen het. Als de kerk/gemeente verbinding wil hebben met de cultuur – dat is nodig voor discipelschap – dan moeten we ook de kerkelijke processen open stellen.

3. Twee lijnen in de Bijbel inclusief verschil in verantwoordelijkheid tussen man en vrouw.
Persoonlijk vond ik dit de meest opvallende uitkomst. De synode spreekt uit: “Het doorlopend spreken van de Schrift laat twee lijnen zien. De ene lijn is die van gelijkwaardigheid tussen man en vrouw – de andere die van het verschil in verantwoordelijkheid die God aan man en vrouw heeft gegeven; deze beide lijnen moeten verdisconteerd worden.” (uit Live Blog ND)
Ooit, in 1992, heb ik in hetzelfde ND een opinie-artikel geschreven over angst als onderdeel van de gereformeerde cultuur. Die angst lijkt nog steeds te bestaan. Ik citeer Gerard ter Horst: “Een meerderheid van de afgevaardigden had zelfs behoefte om vast te leggen dat de Bijbel een verschil in verantwoordelijkheid leert tussen man en vrouw. Juist op dat verschil wordt van oudsher teruggevoerd dat de mannen leiding moeten geven aan de gemeente, het zogeheten ‘regeerambt’.”  Hoezo angst?
Toch is dit niet de hoofdreden voor de genoemde ‘opvallende uitkomst’. Het heeft er namelijk alle schijn van dat de Bijbel niet altijd even duidelijk is. Tja, dat is een gevoelig punt. In 1992 heb ik me in Ede uit het ambt terug moeten trekken omdat ik betoogde dat er naast de tekst van de Nederlandse GeloofsBelijdenis ook nog andere Bijbeluitleg legitiem kunnen zijn. Een voorbeeld: ook al ben ik voorstander van de kinderdoop; toch betekent dat28847_1 nog niet dat volwassendoop als on-Bijbels gekwalificeerd moet worden. Tja, daarmee zou ik in strijd handelen met mijn ondertekeningsformulier waarmee ik instemming had betuigd met de NGB. Ik zou botsen met de Perspicuitas van de Schrift (het dogma over de duidelijkheid van de Bijbel), die slechts één uitleg impliceerde. Niet dat dit in de NGB staat, maar toch. Een rede van Prof. Kamphuis over Klare Taal was min of meer voldoende argumentatie.
En nu lees ik dat de GKV-synode omtrent M/V twee lijnen in de Bijbel ziet. Het kan verkeren.
Over weer 22 jaar zal er vast een vrouw op het podium van de GKV staan (als dit bijzondere kerkgenootschap dan nog niet verzerkt is).

De B-weg (Discipelschapsontwikkeling in kerken – Hoe dan wel? 2/5)

In het vorige blog heb ik een aantal ijkpunten genoemd voor gemeenten die onderweg zijn naar een cultuur van discipelschap. Daarbij zijn vier inhoudelijke en zes procesmatige elementen aangegeven. Die wil ik in vier modellen toepassen. Vandaag als eerste model: de B-weg.

De B-weg was een aanduiding voor een smalle, vaak onverharde, weg waarop beperkt verkeer met beperkte snelheid op mogelijk was, veelal met gevaarlijke bermen.
Ooit was het een veel gebruikte aanduiding, vooral op het platteland, maar inmiddels is het op de brocante-markten te vinden.

Met deze omschrijving kies ik geen neutrale metafoor.B-weg
Ik ben ervan overtuigd dat doorgaan op dezelfde B-weg voor veel ‘traditionele’ kerken steeds vaker het adjectief ‘voormalig’ zal opleveren. Natuurlijk kan geen enkele groep duurzaam bestaan zonder tradities. Als ik spreek van ‘traditionele’ kerken bedoel ik toch vooral die gemeenten die hun identiteit aan het verleden ontlenen; waarbij de rivier van de geschiedenis belangrijker wordt dan de bron. Deze focus is moeilijk scherp te stellen, al is het maar omdat ik zelf natuurlijk ook een culturele bril op heb, die grotendeels haar perspectief ontleent aan traditie.
Toch neem ik een schuchtere poging tot nadere typering via een driedeling: kerken met een vorm van …

  1. ‘voorouderverering’, waar de teksten en levenspatronen van voorbeelden uit vroeger tijden een richtinggevend cultuurkenmerk zijn;
  2. ‘vormenverering’, waar de (liturgische) gewoonten vrijwel zalig verklaard worden;
  3. ‘dogmaverering’, waar de inhoudelijke antwoorden uit het verleden bepalend zijn voor het verstaan in het heden.

Natuurlijk kunt u nu zelf een invuloefening doen. Ik wil echter geen kerken ‘wegzetten’. Integendeel, ik maak me wezenlijke zorgen over deze kerken van de B-weg, die of al snel aan het verdwijnen zijn of (menselijk gezien onherroepelijk) als gekrookt riet toch zullen verbranden.
Laten we proberen deze kerken te vergelijken met de tien ijkpunten uit het vorige blog.

  1. De eer aan God staat centraal – Alle respect. Bij veel gemeenten zien we dit als de middelpuntzoekende kracht. Soms lijkt dat zich te sublimeren in te vaste patronen, maar dat kan ook mijn beperkte inschattingsvermogen zijn.
  2. De gemeente is waardevol voor haar omgeving – Gelukkig zijn er steeds meer kerken, die hun diaconale functie ook maatschappelijk inzetten. De veranderende wetgeving is daarbij een prachtige kans. Tegelijk zie ik dat het vaak particulier initiatief is en dat veel kerken bepaald niet positief bekend staan in hun omgeving,
  3. De medewerkers (leden) worden geïnspireerd tot volwaardige dienst in het Koninkrijk – Er zullen hier ongetwijfeld veel mooie voorbeelden van te vinden zijn. Maar het Koninkrijk lijkt bij de eerste en laatste groep behoorlijk uit zicht te zijn.
  4. De gemeente is Futureproof – Door de sterke hang naar het verleden hebben deze gemeente mixed papers. Ze laten zich enerzijds niet met elke wind meewaaien maar anderzijds verliezen ze steeds meer het contact met de omringende cultuur. Hun verledengerichtheid gaat steeds meer als belemmering werken.

Dan de proceselementen:

  1. Zekerheid in verandering – Het is duidelijk; hier scoren de kerken van de B-weg slechts 0 punten. De zekerheid wordt juist gezocht in de afwezigheid van verandering.
  2. Urgentiebesef / probleembenul – Het is moeilijk hier een duidelijk patroon in te herkennen. De eerste categorie (voorouderverering) lijkt zich het minste zorgen te maken en de laatste categorie (dogmaverering) het meest, terwijl bij de tweede categorie de actuele problemen (zie vorige blog) het grootst lijken.
  3. Leiderschap / voorbeeldgedrag – Van de leiders wordt gevraagd het verleden te ontsluiten. Daarbij grijpen ze zelden terug op de eerste christelijke gemeenten, waarin discipelschap wel een kernwoord was, maar wordt vooral het recente verleden van de laatste vijf eeuwen verheerlijkt. Voorbeeldgedrag beperkt zich vaak tot het spreken van de taal van het verleden.
  4. Doelgericht  / intentioneel – Ik kom weinig ‘traditionele’ gemeenten tegen met een heldere missie of doelgerichtheid. De B-weg wordt verreden door veel in de achteruitkijkspiegels te kijken. Anders gezegd: de gemeenten verenigen zich rond een grondslagprincipe uit het verleden en niet door een doelprincipe voor de toekomst
  5. Draagvlak / Gavengerichtheid – De cultuur van deze gemeenten is jarenlang (lees: eeuwenlang) bepaald door een sterke standvastigheid. Draagvlak voor vernieuwing lijkt slechts zeer beperkt aanwezig; mede doordat de gaven van de gemeente geen uitgangspunt vormen voor de inrichting van de gemeente.
  6. Delen van best & worst practices – Voor een vernieuwing richting een cultuur van disicpelschap is openheid een belangrijke voorwaarde. Openheid in het delen van goede en minder goede ervaringen rond geloof en disicpelschap. Misschien heb ik het mis, maar ik krijg de indruk dat de kerken met een traditionele vereringsvormen weinig getuigenissen van geloof en/of discipelschap kennen.

Oftewel, als je vanuit de principes van verandermanagement naar de kerken van de B-weg kijkt, zie je weinig mogelijkheden om toe te groeien naar een cultuur van discipelschap.