Een laatste blog over de multipliers in de missionaire beweging.
Daarbij staan twee vragen centraal:
- Zijn er kritische succesfactoren te benoemen aan de hand van de eerste generatie pionierservaringen?
- Zijn de opgedane inzichten ook op vergelijkbare wijze toepasbaar in Nederland?
De benaming kritische succesfactoren is discutabel. Het klinkt heel zakelijk terwijl de echte woorden toch vooral geestelijk zijn. Misschien moeten we spreken van zegenfactoren. Maar ook daarmee slaan we het plan mis. Het suggereert al gauw dat we de zegen min of meer kunnen sturen.
En toch laat ik hem staan. Jezus leert ons zelf dat we bij gering ‘succes’ naar een andere plaats moeten gaan (Matteüs 10:14 en Lukas 10:10). We krijgen talenten en opdrachten om ze gericht in te zetten. Effectiviteit is geen vies woord in het missionaire voorbeeld van Jezus.
Dus, wat zijn de kritische succesfactoren?
Voor de beantwoording van deze vraag heb ik gekeken naar voorbeelden uit boeken, sites / blogs en bezochte conferenties. Ongetwijfeld zal er ook een deel ervaringsdwaasheid uit Ede in doorklinken.
Ik zie de volgende lijnen:
Passie en Compassie
Bij alle pioniers komt de liefde voor God tot uiting in meeleven met de waarschijnlijk nog niet gelovige naaste. Meeleven mag je daarbij vrij letterlijk lezen. Dat gaat niet via de bankrekening maar via de barkruk. Er naast zijn. In navolging van Jezus wordt daarbij ook vaak gekozen voor ‘hulpbehoevende’ doelgroepen.
Gebed
Uiteraard. Uit zijn aard. Natuurlijk is er een permanent gesprek over de weg die God wil gaan met mensen. En wordt de zegen als dank benoemd en vreugdevol door- en teruggegeven.
Tegelijk gaat het gebed bij alle vier auteurs verder dan veelal in mijn omgeving en bij mijzelf het geval is. Het is een aanhoudend zoeken van leiding. Het is een op stroom komen met de bovenleiding.
Geloof
Opvallend is het ondernemerschap van de pioniers. Met lef, visie en overtuiging buiten en binnen de comfortzone stappen. Erbuiten doordat ze dingen doen (bijv. gaan wonen in een drugshol) die bepaald onveilig voelen. Erbinnen doordat ze echt vertrouwen op de comfort, de troost, de leiding van God.
De visie is daarbij steeds helder en richtinggevend. Soms heel ver uitgewerkt; soms niet meer dan een gedeelde droom, maar in alle gevallen bind- en vindmiddel.
Intentioneel
Er wordt doelgericht geleefd. Er wordt gekozen voor doel en doelgroep en daarmee wordt ook tegen alternatieven gekozen. Als er gekozen wordt voor een specifieke oikos (huis / huishouden / gezin) om gebed en tijd aan te besteden, betekent dit ook dat een andere huis deze aandacht niet krijgt.
Het doel heiligt inderdaad vrijwel alle middelen. Veelal kiezen de pioniers voor een holistische benadering waarbij alle ingrediënten bijdragen aan het doel. Zo worden bij meerdere projecten wonen, werken, recreëren en leren geïntegreerd ingezet voor het missionaire doel.
Enthousiasme
Veel projecten worden gerund door leiders die net zelf tot geloof gekomen zijn. Het vurige enthousiasme werkt aanstekelijk. Ze stralen uit dat het een feest is om bij Jezus te horen. Vreugde en vrede gaan hand in hart.
Geduld en Doorzettingsvermogen
De eerder aangegeven doelgerichtheid betekent niet dat iedereen bezig is het bekeringen. De doelen worden vaker gevonden in de beste manier van zaaien; van woelen en losmaken; van voeden; van ondersteunen; van onkruid wieden. Vaak is dit een proces van geduld en doorzettingsvermogen.
Juist als de vijand ook zijn pijlen op jou en de doelgroep richt. Want ook dat komt in vrijwel alle verhalen terug: de pioniers en de jong gelovigen worden direct (door satan) en indirect (door mensen als instrument van satan) bedreigd. De duivel verliegt de doelen naar de grenzen. Jezus zei al dat de evangelisten op vervolging moesten rekenen. Het blijkt nog steeds in veel gevallen te kloppen.
Relatie
Elk onderzoek toont aan dat missionair werk altijd via relaties loopt. God wil samenwerken met mensen. Zo is Hij nou eenmaal. In de vele voorbeelden blijkt dat trouw daarbij vaak een sleutelfactor vervult. Trouw vanuit de pionier maar ook binnen de gemeenschap waar de zoeker mee te maken krijgt.
Toen ik deze factoren aan het ordenen was, viel me opeens de grote overeenkomst met de Vrucht van de Geest op. Kijk zelf maar: Galaten 5:22 – Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.
De overeenkomst is te groot om over toevalligheden te gaan debatteren. Zou het dan toch een kwestie van zegen zijn…
En dan Nederland.
De gebruikte bronnen zijn Engels en Amerikaans. Gebeurt er hier dan niks? Natuurlijk wel, cultuurlijk misschien iets minder. Deze rare introductie vraag om een paar extra woorden.
Uiteraard is de Geest hier ook actief. Er zijn ook mooie voorbeelden van te zien. Ik noem drie netwerken waarin elementen van ‘vermenigvuldiging’ terug te vinden zijn:
1. Nederland zoekt (www.nederlandzoekt.nl) die sterk gekoppeld is aan de benadering van Mike Breen. Juist doordat deze aanpak gebouwd is op zowel gedegen methodiek als theologie, zijn er veel mogelijkheden om gericht mee aan de slag te gaan. Het netwerk breidt zich snel uit en het leidt tot prachtige lokale initiatieven (http://www.nederlandzoekt.nl/in-de-buurt/)
2. Simple / Organic Church netwerk. Dit lijkt toch vooral een informeel netwerk te zijn rond een aantal sleutelspelers als Marc van der Woude en Jonathan Fokker. Dan hebben we het wel over Simple Church in de lijn van Neil Cole en Peter Farmer en niet zoals het hier in Trouw geportretteerd wordt (huiskamerkerken).
Grazend over het internet valt me op dat er de laatste twee jaar rond Organic Church in Nederland weinig gebeurd lijkt te zijn. De eerste hit bij Google betrof ironisch genoeg een meetup rond organic church in het plaatsje ‘Nederland’ te Colorado, USA.
3. En dan heb je het netwerk rond Total Church, dat verrassend genoeg op haar site (www.totalchurch.nl) ook een beetje stilgevallen lijkt te zijn. En dat terwijl Total Church misschien wel het best aansluit bij de Nederlandse context (zoals Jos Douma betoogt op http://josdouma.wordpress.com/2011/09/22/7-redenen-waarom-total-church-toekomst-heeft-in-nederland/).
Het leidt tot de vraag in hoeverre de ideeën en concepten van Breen, Chan, Cole & Farmer aansluiten bij de Nederlandse cultuur. Deze vraagt prangt me op de tong. Ik constateer dat de auteurs, maar ook mensen als Alan Hirsch en Michael Frost al 10 tot 15 jaar aan het pionieren zijn, terwijl er in Nederland in diezelfde periode toch niet zo veel gebeurd is (zie daartoe ook de voortreffelijke dissertatie van Robert Doornebal, ‘Crossroads’, 2012, Eburon).
Hoe kan dat?
Deze vraag is moeilijk te beantwoorden. Ja, de Nederlandse culturele context is zeker uniek. Typerende elementen zijn (t.o.v. de Amerikaanse en Engelse context):
- Een libertaire cultuur waarin veel mag en ook moet mogen; waar iedereen vooral zijn eigen mening koestert. Vrijblijvendheid regeert totdat iemand vragen stelt bij dit dogma.
- Een seculiere cultuur. Slechts 15% typeert zich als actief christen binnen kerkelijke contexten. Deze secularisatie is in 50 jaar al ver gevorderd (i.t.t. de USA)
- Een egalitaire cultuur waarin ‘gewoon doen’ de norm is. Pioniersgedrag is nogal eens verdacht, want afwijkend. We blijven toch een land dat leiders geen al te groot gezag wil gunnen.
- Een feminiene cultuur waarin zorg voor elkaar belangrijk is en waarin onderscheidend, masculien gedrag niet erg geapprecieerd wordt. Net als de in de VS zeggen we dat vrijheid een kernwaarde is maar we verwachten wel van iedereen dat hij een bijdrage levert aan de gemeenschap.
- Een minderheidscultuur waarin binnen de ruïnes van de zuilen nog vaak de gedachte gekoesterd wordt dat het wel mee valt. Zij vormen het kleine zingende schip der kerk waar de anderen het hellend vlak van het zinkende schip vertegenwoordigen. Maar het is vooral het probleem van de andere groep
- Een gedifferentieerde cultuur. Voor elke bloedgroep is er wel een denominatie te vinden waar iemand zich comfortabel thuis voelt. Dit is in de VS misschien ook zo, maar in Engeland zeker niet.
- Een georganiseerde cultuur waarin veel ‘hulpbehoevende’ doelgroepen geïnstitutionaliseerd aandacht krijgen (overheid; Leger des Heils, etc.)
(Bovenstaande schets is deels gebaseerd op research van Geert Hofstede en Fons Trompenaars)
Uiteraard is hier veel meer over te zeggen, maar liefst door (onderzoeks)ervaringen te bundelen.
Mijn vermoeden luidt als volgt: In Nederland is er relatief weinig aandacht voor missionaire bewegingen doordat …
- Er veel energie gaat zitten in het conserveren van de eigen kerkelijke bewegingen die veelal tot stilstand gekomen zijn;
- We het toch wel gemakkelijk vinden dat er instituties zijn die zorg dragen voor mensen;
- Wij het echt lastig vinden om in een postmoderne en vrijblijvende cultuur te stellen dat er echt maar één weg is: Jezus
- Wij bang zijn om afwijkend gedrag te vertonen binnen de groep